Vertaald en van een nawoord voorzien door Djûke Poppinga
“Voordat de echo was weggeëbd riep hij opnieuw: ‘Hallo daar!'” (p.95)
Are you alive?
Ik herinnerde mij de Palestijnse juriste Maha Abdallah in Antwerpen (Knack 13 dec.'23) en ging haar juiste woorden zoeken voor dat fluiten in het donker: "Het valt eigenlijk niet te bevatten wat de mensen in Gaza overkomt, de permanente doodsangst, het overleven tussen smeulende puinhopen, de lijken die niet eens begraven kunnen worden. Ze moeten zich zo eenzaam en in de steek gelaten voelen, totaal weerloos tegen het extreme geweld van de Israëlische oorlogsmachine."
Precies dat empathische denken is me weer opgevallen. Als nieuwe zuurstof in een gesloten tank, een welgekomen verademing in de mainstream, de woordenoorlog en het dagelijkse blik gruwelbeelden. Waar statistiek, voorstellingsvermogen en mensenrechten tekortschieten, is het register van Ghassan Kanafani een (her)ontdekking van zintuigen.
Aboe Kais lag voorover, met zijn borst op de vochtige, kloppende aarde. Het waren de slagen van een vermoeid hart die natrilden tussen de zandkorrels en in de cellen van zijn lichaam drongen. Sinds hij zich daar voor het eerst op de grond had laten vallen voelde hij steeds weer die siddering, alsof het hart van de aarde zich uit de diepste krochten van de hel een weg naar het licht probeerde te banen. (p.7)
Zon en schaduw
Mannen in de zon (1963) is het verhaal van Palestina, van de Nakba (1947-1949) en de diaspora. We zien en volgen Aboe Kais, As'ad en Marwaan, drie Palestijnse vluchtelingen richting Koeweit, op zoek naar werk en inkomen. Drie generaties op drift. Hun levens zijn verscheurd, hun bewegingsruimte en kanskaarten beperkt. Hoe (re-)ageren ze? De Iraakse stad Basra eind jaren 50 is de plaats waar hun wegen kruisen met Aboe al-Khaizoeraan, alias “De Rietstengel”, smokkelaar van dienst. Zijn tankwagen is het vehikel van de laatste kans op de grensovergang, hun droom van een betere toekomst. Het schrikbeeld van complete duisternis zonder einde, de Black hole waar zovele tragedies in stilte verdwijnen, is de keerzijde.
De truck – een kleine, donkere wereld op zich – baande zich een weg door de woestijn, als een zware oliedruppel op een gloeiende plaat. (...) Hij leek tegen een enorme deur te duwen, die leidde naar een nieuwe, onbekende bestemming. Alle ogen waren gevestigd op die deur, alsof ze er door onzichtbare draden, naartoe werden getrokken. (p.81)
Plotseling ontmoetten hun blikken elkaar. Het leek alsof hun gedachten van het ene hoofd naar het andere stroomden, geladen met dezelfde angsten. (p.85)
Het graf
Idem Kanafani, geboren in Akka (1936). In de oorlog van 1948 vluchtte het gezin naar Libanon en Syrië. Kanafani was leraar, journalist en schrijver. Tot zijn dood in 1972 (een autobom in Beiroet) was hij woordvoerder van het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP) van George Habash. Het mooi gevatte nawoord van Djûke Poppinga verduidelijkt zijn pionierswerk en stimuleert nieuwe reflectie: “Naast een aanklacht tegen Arabische leiders (hun krachteloosheid, red.) is de roman ook een kritiek op de gelatenheid waarmee Palestijnen hun lot ondergaan.”
Die laatste blik wakkerde de gedachten die in zijn hoofd hadden vlam gevat alleen nog maar meer aan. Hij kon ze niet meer tegenhouden. Hij liet zijn handen langs zijn lichaam vallen en staarde met wijd opengesperde ogen de duisternis in. Uiteindelijk vond de gedachte zijn weg naar zijn mond en riep hij uit: ‘Waarom hebben ze niet op de wanden van de tank gebonsd?'
Mannen in de zon van Ghassan Kanafani is uitgegeven bij Jurgen Maas. 111 blz. ISBN 9789083344126
Comments